Anders, namelijk:
Een opleving, enerzijds door het aanstekelijke leesplezier van prinses Amalia, anderzijds, naar ik hoop, door 2 werkjes waar ik mee bezig ben.
Het klinkt misschien aanmatigend - echter, het feit dat ik er al zo lang mee bezig ben stemt juist tot bescheidenheid -, ik werk aan een cursusje Nederlands voor buitenlanders + binnenlanders. Ook ben ik bezig met een aantal onderzoekjes naar de Arendsoog serie + hun onderlinge samenhang. Tot nu toe heb ik eigenlijk alleen de titel naar tevredenheid `Oog voor Arendsoog`. Een zo'n onderzoekje betreft het taalgebruik in Arendsoog, een ander betreft de vraag of Arendsoog literatuur is.
Helaas, zoals gezegd, het zijn nogal tijdrovende bezigheden. Hoe kunnen deze bijdragen aan een opleing van de belangstelling in Arendsoog?
Allereerst gaat het erom of ik een lezerspubliek aanspreek.
Zo nee, dan houdt alles op.
Zo ja, dan is er het volgende.
In m'n cursusje Nederlands wil ik voorbeeldzinnen uit de Arendsoog serie gebruiken. En dan wel zo dat de lezers nieuwsgierig worden naar de inhoudelijke kant van de serie.
Voorts wil ik het literatuur onderzoekje zodanig opzetten, dat het bij 's lezers belangstelling aanwakkert of wakker roept.
Nogmaals, dit moge aanmatigend klinken, ik weet totaal niet of het aan zal slaan, maar ik heb er so wie so lol in om deze werkjes te doen. Ik ga er domweg mee door, ook als ik zou weten dat er geen markt voor was. Het zijn namelijk belangstellingsgebieden waar ik voor me zelf meer helderheid in wil krijgen.
Eigenlijk staat het streven om de handel eventueel op de markt te brengen op het tweede plan. Wel zou ik zou graag zien dat het voor anderen een waarde heeft, maar zo niet, dan nog doe ik het.
Groet,
Joop Schepers.
P.s. Wat het taalgebruik in de serie betreft, meen ik ontdekt te hebben dat zowel de taal van J. als van P. Nowee in grote lijnen de ontwikkeling van het Nederlands vanaf, voor het gemak, 1920 tot 2000 weerspiegelt.
Een van de verschijnselen waar ik dit op baseer is de ontwikkeling van het gebruik van naamvallen. dit gebruik neemt langzaam af. niet alleen in de beschrijvende en bespiegelende tekst waar Jan en Paul aan het woord zijn, maar ook in de woorden die ze hun karakters in de mond leggen of in gedachten geven.
Een frappant voorbeeld is hier Witte Veders taal. Ergens in deel 1 zegt hij bijvoorbeeld nog "Hij één onzer?" Naderhand neemt dit dit taalgebruik bij hem ras af.
(Noot1 .
Als je hierbij in aanmerking neemt dat het gebruik van bijvoorbeeld voltooide werkwoordsvormen/-constructies toeneemt, ligt het niet bepaald voor de hand om - zoals ik ergens las - van klukkluk-taal te spreken. De Nowees hebben er de 2 contraire bewegingen in aangebracht van iemand die een taal in toenemede mate gaat beheersen, waardoor hij enerzijds vaardige4r wordt en anderzijds vaardigheden afstoot, in overeenstemming met de algemen ontwikkeling van die taal.
Noot 2.
Het is zeer interessant om hierbij iets gedetailleerder stil te staan.
Er is een betrekkelijk nieuwe stroming in de taalwetenschap, de evolutionaire linguistiek. Deze tak van taalkunde probeert verbanden te ontdekken tussen de evolutie van de menselijke soort en haar taalontwikkeling.
Nu is er een evolutionairetheorie die je hiermee in verband kan brengen. Deze theorie zegt (met de 'duurdere' woorden "de ontogenese is een herhaling van de phylogenese') dat de ontwikkeling van een nieuwgeborene van een soort in versneld tempo de voorgaande stadia van die soort doorloopt om er vervolgens een (al is het maar minimaal) stukje aan toe te voegen.
Door de ongebruikelijke woordenvloed kun je hier enigszins uit het lood worden geslagen. Het is echter niet veel anders dan het verschijnsel dat, bij gelijke gechiktheid voor een vak, een goede leerling altijd verder komt dan zijn leraar. immers, deze leerling zal in kortere tijd hoogwaardige kennis en vaardigheden tot zicch kunnen nem,en. daarna heeft hij meer tijd om deze kennis, vaardigheden en inzichten te verfijnen.
Als je dit nu betrekt op niet alleen het taalgebruik maar ook de verhaaltrant van Jan en Paul Nowee, dan komt hieruit zeer waarschijnlijk naar voren dat Paul in woordgebruik en zinsbouwen etc. alsook in aandachtaspunten als natuurbeschrijvingen en geluids- en gezichtsindrukken, in versneld tempo de stadia van zijn vaders taal en verhaaltant doorloopt om er tenslotte enkele eigen kenmerken aan toe te voegen.
Zo is de eerste plotstructuur van Paul in "De Goudkoorts" in al zijn grilligheid een echo van de plotwendingen in Arendsoog deel 1. langzaam verandert de grilligheid, zoals ook bij Jan het geval was. wat precies de tovoeging van Paul was heb ik nog niet scherp.
Op het punt van natuurbeschrijvingen, bij Jan zijn die voornasmelijk puur functioneel in de ontwikkeling van de verhaallijn. ook al zij ze op het poetische af zoals het relaas van hoe de jongens in slaap werden gesoest door het lome zomerse weer in "De Mosquitovallei".
Bij Paul zij deze beschrijvingen aanvankelijk ook puur functioneel aan de verhaallijn gebonden, doch later ook steeds meer op een symbolisch niveau, als ondersteuning van de sfeer van het verhaal.
Bij Jan overheersebn geluidsindrukken. Paul heeft die ook wel, doch veel minderruim gesorteerd, terwijl bij hem gezichtsindrukken - in samenhanmg met nastuurbeschrijvingen - steeds meer overheersen. Om een indruk te geven van hoe ik het probeer te doen, tref je onderaan een stukje uit ´Fauna´aan.
Je kunt dus zeggen dat de Arendsoog serie / bedoeld of onbedoel / een afspiegeling is van de evolutionaire theorie ´de ontogenese is een herhaling van de phylogenese´. Dit moet echter nog wel iets degelijker worden onderbouwd dan ik het hier doe. Leidt m´n uiteindelijke onderzoek tot andere conclusies, geen probleem. Voorlopig ziet het er wat mij betreft uit zoals hier beschreven.
bij alles wat ik tot nu toe heb beweerd, geldt helaas dat ik dit weliswaar baseer op wat ik meen te hebben waargenomen toen ik de boeken las, maar dat ik de feitelijke gegevens van nog lang niet alle delen volledig heb verzameld.
M'n stellingen gelden dus binnen de beperking dat ik alles nog nader moet onderzoeken. echter, binnen m'n huidige gegevens wen herinneringen, zullen het ongeveer m'n conclusies worden.
Mensen, ik moet het hierbij laten, ik heb een indruk proberen te geven van de gronden waarop ik gematigd optimistisch ben over d toekomst van de Arendsoog serie.
Nogmaals met groet,
Joop Schepers.
Fauna in het bijzonder. Paarden
2a. Paarden in het algemeen
Aan paarden geen tekort. Hoefslag, hoefgetrappel en hoefgekletter alom. Ruiters rijden af en aan. Op vele wijzen stijgen zij op en af. Met wisselende snelheid volgen zij hun pad. Niet altijd even diervriendelijk.
Hoor ik daar geen paardenvoetjes? Cavaleria rusticana.
De serie heeft haar eigen cavaleria rusticana: hoefgetrappel, wild hoefgetrappel, kletterende hoeven, hoefgekletter, scherpe hoefslag, donderende hoefslagen, eentonig tokketok! tokketok!
Deze en andere vertrouwde geluiden zijn op tweeërlei wijze in de vertelling verweven.
Enerzijds verklanken zij het landschap en toveren het voor ogen. Zo verklankt hoefgekletter rotsgrond, tokketok! tokketok! bos- zand- en weidegrond, hoefgetrappel rots-, bos-, zand- en weidegrond. Daarbij laten tokketok! tokketok! en hoefgetrappel ruimte voor eigen invulling en fantasie, niet per sé gebonden aan logica en alledaagse werkelijkheid.
Anderzijds voeren zij de spanning op. Er komen ruiters! Vriend of vijand? Redding of gevaar? Wurgende momenten waarin belanghebbenden misschien nog net hun voorbereidingen kunnen treffen.
Na een poos hield het hoefgetrappel voor hem plotseling op, en hij begreep, dat de ruiters waren afgestegen. (1,9).
Na verloop van tijd hield plotseling het hoefgetrappel voor hem op en hij begreep, dat ze stilgehouden hadden. (3,22).
En toen het zich verwijderende hoefgetrappel aangaf, dat … . (4,15).
Eentonig klonk het tokketok! tokketok! van de hoeven op de zachte grond … . (1,11).
Bijdragen aan de Cavaleria Rusticana in ‘Good Luck, Arendsoog’.
…, want anders zouden zijn scherpe oren ongetwijfeld het geluid hebben opgevangen dat de paardehoeven op de grond maakten! (29,8)
In de verte klonk de zwakke hoefslag van een aantal paarden, dat zich van de vallei verwijderde. (29,8)
Van buiten klonk het geluid van paardehoeven, dat snel naderbij kwam. (29,9)
Het zich snel verwijderende geluid van paardehoeven (29,10)
Het geluid, dat de paardehoeven van hun achtervolgers op de harde rotsgrond maakten, was nu duidelijk hoorbaar … (29,10)
Het geluid van hun achtervolgers kwam niet dichterbij, maar zakte evenmin af. (29,10)
Het geluid van de paardehoeven stierf weg en er daalde een onwerkelijke stilte over het dal. (29,10)
Heel zwak drong het geluid van paardehoeven tot hen door. (29,10)
Joop Schepers.